Imraan (Arabisch: عمران) is in de Koran de vader van Maryam. Traditioneel wordt Imraan tevens met Amram, de vader van (onder anderen) Mirjam, geïdentificeerd.[1] De naam Imraan komt in de Koran driemaal voor, tweemaal in Soera Het Geslacht van Imraan en eenmaal in Soera De Verbodenverklaring.
De identiteit van Imraan blijkt onder meer uit de volgende Koranpassage:
- Toen de vrouw van Imraan zei: "Ik draag aan U op wat in mijn baarmoeder is, (...)" En ik heb haar Maryam genoemd en ik stel haar en haar nageslacht onder Uw bescherming tegen satan, de verworpene." Daarom nam haar Heer haar met welbehagen aan en deed haar goed opgroeien en vertrouwde haar aan Zakaria[2] toe. (Soera Het Geslacht van Imraan 35-37)
- ↑ Translations of Surah 3, Al-i'Imran Ayah 35, Community Qur'an: "Hannah is therefore both a descendant of the priestly house of Imran and the wife of Imran,-"a woman of Imran" in a double sense, ..." (archiefpagina)
- ↑ De Koran, vertaling van prof. dr. J.H.Kramer, bewerkt door drs. Asad Jaber en dr. Johannes J.G. Jansen, 2003, uitgeverij De Arbeiderspers, blz. 274, bij Soera Maria 8-10 wordt verwezen naar Lucas 1:18 en 1:20